Het kiesrecht

Iedereen met de Nederlandse nationaliteit die achttien jaar of ouder is, kan stemmen bij verkiezingen voor het Europees Parlement, de Tweede Kamer, Provinciale Staten, de gemeenteraden en de waterschappen.

Voor mensen van achttien jaar of ouder die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, geldt:

  • Mensen die ten minste vijf jaar legaal in Nederland wonen, mogen hun stem uitbrengen bij gemeenteraadsverkiezingen en bij waterschapsverkiezingen.
  • Burgers van lidstaten van de Europese Unie (EU) die in Nederland komen wonen, hebben onmiddellijk stemrecht bij gemeenteraadsverkiezingen, verkiezingen voor het Europees Parlement en waterschapsverkiezingen.
  • Alle (legaal) in Nederland woonachtige buitenlanders hebben stemrecht voor de waterschapsverkiezingen.

Sinds begin 2023 hebben Nederlanders die in het buitenland wonen (of in Aruba, Curaçao of Sint Maarten) stemrecht voor het kiescollege niet-ingezetenen. Via dat kiescollege kunnen ze invloed uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer.

Het recht om te stemmen noemen we actief kiesrecht. Het recht om gekozen te worden noemen we passief kiesrecht. In Nederland vallen het actief en het passief kiesrecht samen. Er gelden dezelfde eisen. Dat betekent dat iedereen die mag kiezen in principe ook gekozen mag worden. Buitenlanders die vijf jaar legaal in Nederland wonen mogen dus ook in de gemeenteraad worden gekozen. En burgers van de EU kunnen zich ook kandidaat stellen bij verkiezingen voor de gemeenteraad en het Europees Parlement. Hoe verkiezingen in hun werk gaan, is geregeld in de Kieswet.

Het stemmen

In Nederland bestaat geen opkomstplicht. Je hoeft dus niet per se te stemmen. Voor de verkiezingen krijgt iedereen die mag stemmen een stempas toegestuurd. Kiezers kunnen zelf bepalen in welk stembureau in hun gemeente ze hun stem uitbrengen. Iedere kiezer moet wel een legitimatiebewijs laten zien: een paspoort, identiteitskaart of rijbewijs. Dit legitimatiebewijs mag niet langer dan 5 jaar verlopen zijn.

Waarom stemmen we met een rood potlood?

Sinds de verkiezingen van 1922 stemmen we met een rood potlood (aan het begin van deze eeuw is een tijdje gebruik gemaakt van stemmachines, maar die bleken niet veilig te zijn). In 1917 werd de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd, wat voor een veel groter stembiljet zorgde. Sinds dat moment is het aantal zetels dat een partij krijgt in de Tweede Kamer gebaseerd op het aantal stemmen in het land. (Voor die tijd vaardigde elk district één kandidaat af en stonden er dus veel minder namen op het stembiljet). In 1918 bleek bij het tellen een zwart potlood minder geschikt: de kleine hokjes konden ook door foutjes in het drukwerk zwart lijken. Daarom koos men daarna voor een contrasterende kleur. De sociaaldemocraten stelden rood voor, de liberalen oranje. Het werd rood.

Stembiljet uit 1918

Lees meer over evenredige vertegenwoordiging in ons politiek ABC (bij de E) of op de website van Parlement.com.

Voorkeurstem

Op het stembiljet staan de namen van de deelnemende partijen en daaronder de namen van de kandidaten van die partijen. De kiezer brengt zijn stem uit door een vakje rood te maken voor zijn kandidaat naar keuze. Dat hoeft niet de eerste naam op de kandidatenlijst te zijn. Als de kiezer stemt op iemand die lager op de lijst staat, dan is dat een voorkeurstem. Veel mensen brengen een voorkeurstem uit, bijvoorbeeld omdat de kandidaat in een bepaalde regio bekend is, of omdat zij opvalt door een uitgesproken standpunt over bepaalde onderwerpen. Er worden ook vaak voorkeurstemmen uitgebracht op vrouwen of migranten.

Blanco stemmen

Blanco stemmen kan ook, je vult dan niets in maar stopt het biljet wel in de stembus. In dat geval telt de stem wel mee voor het bepalen van de opkomst. Sommige kiezers stemmen blanco uit protest of omdat ze niet weten op welke kandidaat van welke partij ze moeten stemmen.

Stembureau

In Nederland vinden verkiezingen gewoonlijk op een woensdag plaats. De stembureaus zijn meestal open van half acht ‘s morgens tot negen uur ‘s avonds. Ze zijn gevestigd in openbare gebouwen, zoals scholen, buurtcentra of sporthallen. In grote steden zijn vaak ook stembureaus op stations, die vroeger open zijn. Wanneer je zelf niet naar het stembureau kunt gaan, bijvoorbeeld omdat je ziek bent, of op vakantie, kun je iemand anders machtigen om voor jou te stemmen. Dat noem je ‘stemmen bij volmacht’. Hoe dat moet, staat op de stempas.

Op het stembureau ziet een commissie met drie leden erop toe dat alles volgens de regels verloopt. De commissie neemt de stempas in en geeft de kiezer een stembiljet. De kiezer brengt vervolgens zijn stem uit in een stemhokje, zodat niemand kan zien wie hij kiest. Na sluiting van het stembureau telt de commissie de aantallen uitgebrachte stemmen. Iedereen kan daarbij aanwezig zijn.